Nieuws
Houd deze pagina in de gaten voor het laatste nieuws en onze inloopspreekuren.
Verhoging maxima TVL
De maximale subsidiebedragen, die in het kader van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) kunnen worden toegekend, zijn afhankelijk van de ruimte die de Europese Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak biedt. Dit tijdelijke steunkader is onlangs verlengd en verruimd. In verband daarmee heeft het kabinet besloten om het maximale bedrag aan TVL per onderneming per kwartaal te verhogen. Voor mkb-bedrijven gaat het maximumbedrag per kwartaal omhoog van € 330.000 naar € 550.000. Voor grotere bedrijven gaat het maximumbedrag per kwartaal omhoog van € 400.000 naar € 600.000. Ook de Voorraadsubsidie Gesloten Detailhandel (VGD) is verhoogd van € 200.000 naar € 300.000. De VGD geldt alleen voor het eerste kwartaal van 2021.
Voor de land- en tuinbouwsector geldt dat de TVL-subsidie gemaximeerd is op € 225.000. Het kabinet werkt aan een aparte regeling voor grote land- en tuinbouwbedrijven waarbij dezelfde plafonds worden gehanteerd als voor de reguliere TVL, dus € 550.000 voor het mkb en € 600.000 voor grotere bedrijven. Het is de bedoeling om deze regeling in april of mei te openen met terugwerkende kracht voor het eerste kwartaal.
Er komt geen aparte steunregeling voor grote filiaalbedrijven onder een andere paragraaf van het tijdelijke steunkader. Deze bedrijven hadden daarom gevraagd. Volgens de minister en de staatssecretaris van EZK duurt het te lang om een nieuwe regeling op te zetten en zouden daarvoor veel strengere voorwaarden gelden.
Nadat de wijzigingen in de TVL zijn goedgekeurd worden deze in de regeling verwerkt en zal een eventuele extra tegemoetkoming door RVO.nl worden uitgekeerd.
Geen reden voor afwaardering vordering op dga
Eigenwoningregeling bij uitzending naar buitenland
De Wet IB 2001 bevat een bepaling op grond waarvan een naar het buitenland uitgezonden ambtenaar geacht wordt in Nederland te wonen. Daarmee blijft de binnenlandse belastingplicht van de ambtenaar gedurende de periode van uitzending in stand. Deze woonplaatsfictie gaat niet zo ver dat deze meebrengt dat de uitgezonden ambtenaar voor de toepassing van de eigenwoningregeling geacht wordt zijn hoofdverblijf te hebben behouden in de woning waarin hij tot de uitzending woonde. De eigenwoningregeling kan wel van toepassing zijn op grond van de uitzendregeling. Daartoe is in de Wet IB 2001 bepaald dat de voormalige eigen woning op verzoek van de belastingplichtige en onder voorwaarden als eigen woning wordt aangemerkt. De woning mag niet aan derden ter beschikking worden gesteld en de belastingplichtige en zijn partner mogen geen andere eigen woning in fiscale zin hebben. Derden zijn alle personen die niet tot het huishouden van de belastingplichtige behoren. Ook een kind van de belastingplichtige kan worden aangemerkt als een derde als dit kind zelfstandig een huishouden voert.
In een procedure van een uitgezonden ambtenaar was in geschil of de woning na de terugkeer van een zoon in de woning, aan een derde ter beschikking is gesteld. Volgens de ambtenaar was dit niet het geval omdat de zoon direct voorafgaand aan zijn terugkeer naar Nederland tot het huishouden van de ambtenaar behoorde. Volgens de inspecteur behoorde de zoon vanaf zijn terugkeer naar Nederland niet meer tot het huishouden van de ambtenaar en werd de woning ter beschikking gesteld aan een derde.
In een besluit van de staatssecretaris van Financiën uit 2009 is goedgekeurd dat de eigenwoningregeling van kracht blijft tijdens uitzending als kinderen in de woning blijven wonen. De goedkeuring geldt mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Vanaf het moment van de uitzending wonen uitsluitend kinderen van de belastingplichtige of zijn partner in de woning.
- De kinderen zijn jonger dan 27 jaar. De goedkeuring vervalt als een kind 27 jaar wordt.
- De kinderen behoorden direct voorafgaand aan de uitzending tot het huishouden van de belastingplichtige.
- De kinderen betalen geen huur.
De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2012 geoordeeld dat de goedkeuring alleen geldt als de kinderen na de verhuizing van de belastingplichtige in de desbetreffende woning zijn blijven wonen. Hof Den Haag zag geen reden om van dit oordeel af te wijken in een situatie waarin vaststaat dat de zoon bij de aanvang van de uitzending is meeverhuisd naar het buitenland.
Geen reden voor afwaardering vordering op dga
De winst van een onderneming wordt bepaald met inachtneming van de beginselen van goed koopmansgebruik. Volgens goed koopmansgebruik worden vorderingen op de fiscale balans opgenomen tegen de waarde die zij op de balansdatum hebben. Opeisbare vorderingen op solvabele debiteuren worden gewaardeerd op hun nominale waarde. De waarde van vorderingen op niet solvabele debiteuren wordt geschat. Of een geldvordering een lagere waarde heeft dan de nominale waarde is afhankelijk van de vermogenspositie van de schuldenaar. De bewijslast voor de afwaardering ten laste van de fiscale winst van een vordering ligt bij de crediteur.
Een bv had vorderingen op haar dga tot een totaal van € 3,87 miljoen per ultimo 2013. De bv wilde deze vorderingen afwaarderen ten laste van haar resultaat over het jaar 2014. De Belastingdienst stond de afwaardering niet toe. In de procedure over het jaar 2014 maakte de bv volgens Hof Den Haag niet aannemelijk dat de inkomens- en vermogenspositie van de dga zodanig waren dat de vorderingen niet konden worden afgelost. De dga had een positief inkomen. De bv beschikte over voldoende winstreserves om dividend uit te keren waarmee de vorderingen, eventueel geleidelijk, konden worden afgelost. De stelling van de bv dat zij onvoldoende liquide middelen had om de dividendbelasting af te dragen wees het hof af. Het banksaldo van de bv was in de jaren vanaf 2013 toegenomen, terwijl in de jaren na 2014 deelnemingen waren verworven of uitgebreid tegen betaling in contanten. De over het dividend door de dga te betalen belasting was geen zorg voor de bv. De vorderingen van de bv op de dga waren daarom volwaardig. Goed koopmansgebruik stond niet toe dat de bv ter zake van haar vorderingen op de dga een verlies in aanmerking nam wegens oninbaarheid daarvan.
Opzegverbod tijdens ziekte
Sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid moet voor een ontslag om bedrijfseconomische redenen vooraf toestemming bij het UWV worden gevraagd. Als het UWV geen toestemming geeft, kan de werkgever binnen twee maanden bij de kantonrechter een verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst om bedrijfseconomische redenen indienen. Tijdens arbeidsongeschiktheid van de werknemer geldt een opzegverbod. Dat geldt echter niet als de arbeidsongeschiktheid is ontstaan nadat het UWV het verzoek om toestemming heeft ontvangen. Wanneer het UWV geen toestemming heeft verleend, kan een na het indienen van het verzoek ontstane arbeidsongeschiktheid wel leiden tot een opzegverbod als de werkgever vervolgens een ontslagverzoek indient bij de kantonrechter. Het opzegverbod geldt niet als de ziekte een aanvang heeft genomen nadat het verzoek om ontbinding door de kantonrechter is ontvangen.
In een procedure bij de kantonrechter na de afwijzing door het UWV van een verzoek om toestemming is duidelijk gemaakt dat deze procedure geen verlenging of herkansing is van de procedure bij het UWV. Het gaat om twee afzonderlijke procedures. De procedure bij de kantonrechter is ook geen hoger beroep tegen de beslissing van het UWV. De uitzondering op het opzegverbod bij ziekte die is ingetreden na de indiening van een verzoek om toestemming voor ontslag bij het UWV werkt niet door naar een daarop volgende procedure bij de kantonrechter.
Verlenging tijdelijk verlaagde maximale kredietvergoeding
In verband met de coronacrisis is op 10 augustus 2020 het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding in werking getreden. Door dit besluit is de maximale kredietvergoeding voor consumptief krediet tijdelijk verlaagd. Dat is geregeld door een verlaging van de toegestane opslag op de wettelijke rente van 12 naar 8 procentpunten. Uitgaande van de huidige wettelijke rente van 2% bedraagt de maximale kredietvergoeding 10% per jaar. De tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding zou eindigen op 1 maart 2021. Van de mogelijkheid om de tijdelijke verlaging bij Koninklijk Besluit met maximaal zes maanden te verlengen is gebruik gemaakt. Dat betekent dat de tijdelijke verlaging doorloopt tot 1 september 2021.